Mantra’s bestaan al duizenden jaren. Al lang voordat Boeddha geboren werd. En mantra’s hebben een diepe invloed op onze fysiologie. Althans dat kunnen ze hebben, mits goed uitgevoerd.
In het vroege boeddhisme gebruikte men mantra’s als een manier van chanting en gebruikte de recitatie van bepaalde lettergrepen en verzen als een manier om een bewustzijn van de kwaliteiten van de Boeddha mogelijk te maken.
Het lijkt erop dat het gebruik van mantra’s in het Boeddhisme ook een aantal elementen bevat van niet-boeddhistische benaderingen, waaronder de ‘Tantra’. Tantra is verwant aan sjamanisme, en ook in de sjamanistische voor-Boeddhistische stromingen, zoals de Bon, hebben mantra’s waarschijnlijk een grote rol gespeeld.
Binnen de Tantra en het sjamanisme worden mantra’s ingezet als methode om te communiceren met spirits en met de goden, en in het boeddhisme is het een methode om contact te maken met de kwaliteiten van verlichting of van de heldere geest (Tegenwoordigheid van Geest).
Gezien het nauwe contact van sjamanistische stromingen, Tantrische tradities en het Boeddhisme, worden archetypen, die zowel archetypische Boeddha’s en Bodhisattva’s als natuurgeesten kunnen zijn, geassocieerd met bepaalde klanken, lettergrepen en mantra’s.
Het ritmisch zingen of chanten van mantra’s, opeen bepaalde wijze verweven met ademen, heeft een diepe en rustgevende invloed op ons hele systeem. Het is in wezen een methode om onze ademhaling in de parasympathische fase te brengen, en om ons bewustzijn te verruimen.